zweven
waar moet ik zijn voor onontdekte bronnen die
ik gul en sierlijk uitstrooien wil als morgenrijm
wie zal mij leiden in de tuimelloze stilstand en
stil zich staande houden in het suizen van zacht
onhoorbaar in het: zie daar is het onbewogen niets
hoe kan dit leven je geven daar het zich keert
en weert de dingen die niet zijn alsof zij waren in
herhaling van de dwalingen die inwaarts draaien
tot ook daar de bodemloosheid in je oog vernacht
kom aan verdoolde wachters en slacht uw schapen
voor de maaltijd van de arenden die hongerig en
kaal de talen krassen uit hun overlopend nest
het zweven duurt maar even en telkens beven de
jongen in tomeloze vaart op ongebroken vlerken neer
pieter c