Zij brak schoonheid

ik vond haar op strand
ontgroeid aan het zand
en zout van de zee

rankte in onstuimig
vallende golven
met wit bloeiend schuim

ik nam haar mee
maar zij brak schoonheid
in vertakte broosheid

stalde haar uit
op de scheidingsmuur
tussen duin en tuin

maar zij verdween
slechts een spoortje zand
dwarrelde nog op de rand