Zeiljacht

We hoopten misschien dat het denken
We dachten en wisten niet wat

Terwijl in het duister onze voeten een weg
In het gras verscholen zich onze ingewanden
En in de bomen zochten uilen een reden om te kelen
Hun ogen als lampjes aan de takken
Terwijl de nacht steeds dichter werd
Een huid voor onze verzwolgen dromen

En ik kuste je droge lippen, twee veren
Die in het water vielen, ik hield je vast, je lach
Verlegen zoekt nog een weg naar mijn buik
De zon had ons in de hitte verschroeid
En daar op dat stukje van de wereld
Waar niemand ons kende, niemand ons wist
Hebben we elkaar misschien liefgehad