XV. De grot der wonderen

(vorige keer : De goede Koning is vermoord door een Zwarte Ridder. De zoon van de Koning, Tolecnal, leeft verscholen in een bos. Als hij volwassen is geworden, gaat hij op pad op zoek naar de waarheid rond zijn Vader. Tolecnal gaat met een gezelschap op reis, uitdagingen tegemoet. Hij is inmiddels meer te weten gekomen over de dood op z'n vader. Na een reis door de woestijn, reist hij verder, de zee op. Ze eindigen op een eiland.)
(wijzigingen gemaakt)

Tolecnal liep voorzichtig naar het open gat in de rotsen. Erachter moest het wel gevaarlijk zijn, tenslotte wilde de visser niet mee naar binnen.
Hij keek nog even naar het gezelschap. “Wees op jullie hoede.” zei hij tegen Solatnat en de anderen. “Er gaan de wildste verhalen over deze ruimte. Ik zal eerst naar binnen gaan en daarna kom ik jullie halen.”
“Ok, ik zal de rest beschermen.” merkte Solatnat op. Hij stond nog tot aan zijn middel in het water bij het lage zand.
Tolecnal klom verder langs de rotsen omhoog. Het werd steeds donkerder, hij kon bijna geen hand voor ogen zien. Hij nam zijn zwaard in de ene en zijn mes in de andere hand.
“Lukt het? Zie je al wat?” vroeg een van het gezelschap.
Solatnat kon het niet nalaten te reageren: “Stil, straks wordt een eventuele vijand gewekt of alert gemaakt.”
Tolecnal reageerde bewust niet meer, hij zei niets meer. Dat zou mogelijk verdacht overkomen. Hij draaide zich nog een laatste keer om en kon nog net het licht zien dat vanaf de zee de grot in scheen. Toen hij verder omhoog kroop langs de rotswand, kwam hij in een ruimte, groot en vochtig. Binnen zag hij drie bakken door de natuur gevormd, gevuld met water.
“Of van regenwater, of van doorgesijpeld grondwater.” dacht Tolecnal terwijl hij er aandachtig naar keek. Hij was een immense druipsteengrot, overal druipsteen op de grond en aan het plafond.
Het water in de drie waterbakken straalde verschillende kleuren uit. Een had een hemelsblauwe kleur, de tweede karmijnmagenta roze, en de laatste viridiaan groen. Er was daardoor opvallend veel licht in de grot, die verder zo donker was als de nacht.

(wordt vervolgd)