Slotjesbeugel, go to hell
tandjes.jpg

Gisteren kreeg ik een beugel. Het is een beugel met slotjes. Vorige week was ik naar de tandarts gegaan omdat mijn tanden een beetje scheef staan. De tandarts maakte röntgenfoto’s met een apparaat wat alsmaar haperde waardoor het steeds opnieuw moest. Hij mopperde op monteurs die het apparaat waren komen maken omdat het niet veel geholpen had. Toen de foto’s gemaakt waren, moest ik een dag later in pasta komen happen. De tandarts, een lange man met een gezicht als een poppenkastpop, smeerde dikke grijzige smurrie in een stuk metaal, en daar moest ik in happen. Terwijl ik op de tandartsstoel lag met die prut in mijn keelgat, begon hij vragen te stellen die ik gezien mijn situatie, niet beantwoorden kon.

‘Op welke school zit je nu?’

‘Hamhamhumnum,’ mompelde ik.

‘Wat zeg je?’

Ik deed mijn armen over elkaar. Tandartsen zijn rare mensen. Ik was niet van plan om opnieuw tegen hem te gaan liggen kleibekken met die walgelijke prut in mijn mond.

De volgende dag moest ik opnieuw langskomen. Deze keer om een beugel in mijn mond te laten plaatsen. Ik dacht dat het om een simpel stukje metaal zou gaan en hooguit een stuk of twee roze of paarse elastiekjes, maar ik had me vergist. Op elke tand kreeg ik een stukje metaal geplakt. Na een uurtje knippen en plakken zag ik er uit als een robotica. De rechthoekige stukjes metaal werden onderling verbonden met stukjes ijzerdraad die venijnig in mijn tandvlees prikten.

‘Na anderhalf jaar ben je er weer vanaf,’ legde Jan Klaassen me uit met een grafstem. Hij stak zijn koude hand naar me uit, ten afscheid.

Ik staarde hem met open mond aan.

De slotjesbeugel zit nu 24 uur in mijn mond. De binnenkant van mijn mond doet zeer en het voelt alsof er een olifant op mijn gebit gestaan heeft. Ik voel me tamelijk depressief. Eten lukt niet. Het is net alsof ik geen kracht mijn kaken meer heb. Nog maar 18 maanden doorbijten.