Schaduw in de grot

(paar wijzigingen)

“Meester, u sprak net over waarheid en kennis. Hoe weet ik dan wat waar is en wat is dan kennis?” vroeg de leerling.
“Luister goed. Ik zal je het verhaal vertellen van de schaduw in de grot, van de soldaten en de gevangenen in de grot.” begon de meester zijn verhaal.
“Stel je voor, er is een grot waar mensen vanaf hun kindsjaren zijn vastgebonden. Ze zijn gevangen genomen door wrede soldaten. Deze gevangenen zitten in het donkerste deel van de grot met hun gezicht van de opening af. Ze zitten bovendien vastgenageld aan de grond waardoor ze zich niet kunnen omdraaien of verschuiven. Tussen de gevangenen en de grotopening is een lange gang, waardoor er geen licht van buiten in de grot komt. Bij de opening is wel een groot vuur dat de hele dag brandt. De gevangenen kunnen het vuur niet zien omdat ze oogkleppen op hebben.” vertelde de meester.
“Zoals je soms ziet bij paarden?” probeerde de leerling te begrijpen.
“Precies. Paarden zien wel wat er voor hen gebeurt, deze gevangenen ook. De soldaten hebben deze oogkleppen opgezet. De gevangenen zitten de hele dag in het donker. Behalve als de soldaten langs het vuur lopen, dan zien de gevangenen schaduwen op de rotswand waar ze naar kijken. De gevangenen horen de soldaten praten maar ze kunnen de soldaten niet zien. “ gaat de meester verder.
“Maar, ze kunnen toch hun hoofd omdraaien en dan kunnen ze de soldaten toch wel zien?” vraagt de leerling.
“Nee,” zegt de meester. “De gevangenen zitten vastgenageld aan de grond en de soldaten hebben de oogkleppen zo groot gemaakt dat ze, ook al zouden ze zich met het hoofd een beetje kunnen draaien, de soldaten nog niet kunnen zien.”
“Dat lijkt me ook geen prettige manier van leven.” constateert de leerling.
“Dat hangt er maar van af. Luister goed. Op een dag wordt een van de gevangenen door een soldaat losgemaakt en naar buiten gesleept. De gevangene wordt eerst een beetje verblind door het vuur. Als de gevangene uiteindelijk buiten is, kan hij helemaal niets zien. Hij is totaal verblind. Het duurt wel een week voordat hij wat kan zien. De gevangene wordt naar de top van een berg gesleept. ” gaat de meester verder met het verhaal.
“Het lijkt mij vreselijk om verblind te worden, meester.” zei de leerling.
“Dat is het ook. De gevangene ontdekt dat, als hij ’s avonds naar boven kijkt hij lichtpuntjes aan de hemel ziet. Hij weet niet wat dat zijn. Bij navraag wordt hem verteld dat het sterren en de maan zijn. Overdag ziet hij een bolvormig vuur aan de hemel. De soldaten vertellen hem dat dat de zon is. De gevangene begint steeds meer vragen te stellen. De soldaten beginnen er genoeg van te krijgen en slepen hem weer naar binnen. Ze binden hem weer vast, nagelen hem aan de grond, en zetten de oogkleppen weer op.” vertelde de meester.
“Maar iedereen weet toch wat maan, zon en sterren zijn?” vraagt de leerling.
“Nou, dat is niet helemaal waar. Als je ze nooit hebt gezien, of er nooit over hebt horen spreken, dat weet je niet van hun bestaan af.” antwoordde de meester.
“Gaat u verder. Hoe eindigt dit verhaal?” vraagt de leerling.
“De gevangene begon tegen de anderen te vertellen over de sterren die hij gezien had, en over de zon en de maan. Dat hij bloemen en bomen had gezien. Dat hij het maanlicht in het water had zien schitteren, vanaf de top van een berg. Dat alles er van boven zo mooi uitzag. De andere gevangenen die nog nooit buiten waren geweest, begrepen hem niet en ze werden kwaad omdat ze dachten dat hij hun verhaaltjes aan het vertellen was. Hij ontkende dat stellig en probeerde hen te overtuigen dat hij deze zaken toch echt gezien had. De andere gevangenen werden uiteindelijk zo kwaad, dat ze niet meer met hem wilden praten. Hierdoor werd de gevangene die al dat prachtigs had gezien, doodongelukkig en hij verlangde er naar dat hij dood was.”
“Wat een triest verhaal, meester. Waarom vertelt u mij dit trieste verhaal?” vroeg de leerling.
“De gevangenen zagen alleen de schaduw in de grot, maar de echte werkelijkheid zagen zij niet. De gevangene die naar buiten was gesleept had wel de waarheid gezien. Alleen de anderen geloofden hem niet toen hij weer was vastgebonden.” zei de meester.
“En toen hij met de opgedane kennis terugkwam, werd hij doodongelukkig.” begon de leerling het een beetje te begrijpen.
“Precies.” zei de meester. “De waarheid vinden is lastig maar de waarheid weten wordt door niemand gelooft.”
“Maar meester, hoe moet ik dan leven?” vroeg de leerling.
“Om goed te kunnen leven is kennis en inzicht van de wereld om ons heen van essentieel belang. Je moet dus voortdurend op zoek naar de echte waarheid. Maar houd er rekening mee, dat je dan niet gelukkig zult worden als je luistert naar anderen en niet alleen naar jezelf.” antwoordde de meester.
“Ik geloof dat ik het begin te begrijpen.” concludeerde de leerling.

(variant van Plato dialoog)