Neuroot op de Wadden 14
3500676450_82e411e83e.jpg
3875220718_9d4d30697b.jpg

‘Techneuten,’ probeer ik, maar dat vind ik toch te mager.
‘Studiebollen.’ Nee, dat dekt de lading ook niet volledig.
Ik pieker me suf, hoe maak ik Mieke duidelijk wat een ‘nerd’ precies is?

Ach, laat ook maar. Het is niet belangrijk. Ik zie in de verte een strandtent en concentreer me op het biertje dat ik er zo dadelijk ga drinken.

Even later hebben we beiden een plekje én wat te drinken. Het is hier goed toeven, want we zitten úit de wind en ín de zon. De strandtent is Heartbreak Hotel, bij paal 8 op Terschelling. De muziek is dus ook nog eens dik in orde. Ik heb Eddie Cochran; Carl Perkins; Johnny Cash; Jerry Lee Lewis en natuurlijk Elvis zélf al voorbij horen komen en zit nu mijn hersens te pijnigen. Welke rockabilly zanger hoor ik nu? Het blijkt een strikvraag, bij de laatste tonen van het nummer herken ik Van Morrison. Die verwacht ik niet tussen al die vetkuiven.
Ik zak wat onderuit op de tonen van - opnieuw - Johnny Cash als er drie jongemannen naast ons gaan zitten. Nummer één besteld een witbier; nummer twee een bokbier en nummer drie een appelsap en een tosti.
Als de drankjes en de tosti gebracht zijn wil Bokbier de stemming erin brengen: ‘Nou jongens… Is dat feest of is dat feest?’
‘Feest,’ mompelt Witbier, niet bijzonder overtuigend. Bokbier laat zich niet uit het veld slaan:
‘Daar ga ik maar eens even een fotootje van maken.’ Hij staat op en fotografeert zijn bier.
Tjemig. Ze bestaan nog!
Bokbier is klaar met de foto en gaat weer zitten. Hij neemt voorzichtig een slokje.

Ik vond ze meteen al vreemd, deze drie snaken. Het eerste dat ze deden zodra ze zaten was hun portemonnees te voorschijn halen en uitgebreid gaan zitten tellen. Bokbier – toen nog naamloos – haalde opgelucht adem: ‘Ik heb nog precies genoeg!’ Blijkbaar hadden de andere twee ook voldoende fondsen om te bestellen. Appelsap zat duidelijk het best in de slappe was; hij kon zich die tosti veroorloven.
Bokbier blijft ondertussen proberen het bijzondere van dit moment te benadrukken met opmerkingen als: ‘Dit is echt vakantie!’ en: ‘Wat een zalig zonnetje!’
Hij klinkt als een bejaarde die nog maar eenmaal per week buiten de deur komt, en daar doe ik de bejaarde vermoedelijk tekort mee.
Witbier en Appelsap kennen zijn riedel al, ze reageren er niet op.
Appelsap knijpt zo nu en dan zijn ogen samen. Witbier is druk in de weer met zijn organiser.
‘Gezellig zo,’ zucht Bokbier, die van geen ophouden weet.
Net op het moment dat zijn volharden pijnlijk wordt ziet hij een bekende. Uitgebreid begint hij te zwaaien en loodst de kennis binnen met een tot in de treuren herhaalde mantra over diens motor, die hij al had zien staan.’
‘Kan niet,’ zegt de motorrijder, ‘ik kom nét aanrijden!’
‘Ja,’ zet Bokbier door, ‘ik zag ‘m al staan, je motor.’
‘Wanneer?’
‘Net, 10 minuten geleden, toen we aankwamen.’
‘Kan niet,’ herhaalt de nieuwkomer, ‘ik kom nu net aan, vers van de Boschplaat..’
‘Nou, dan klopt het toch,’ zegt Bokbier die in zijn eigen logica verstrikt raakt. Ineens lijkt hij zich te beseffen dat hij beter een ander onderwerp kan kiezen.
‘Ik heb 29 foto’s gemaakt vandaag!’
Ik kreun zachtjes. Wat voor foto’s maakt iemand die z’n biertje kiekt?
Nu doet Motormuis een duit in het zakje: ‘Ik heb er 60 gemaakt!’
Zwaar aangeslagen door deze mededeling laat Bokbier de schouders even hangen.
Niet lang. Al snel begint hij weer te ‘gezelligen’. Vastbesloten zijn vakantie niet door zoiets onbenulligs te laten bederven.
Als een donderslag bij heldere hemel ontwaakt Appelsap uit de coma, waar hij ongemerkt ingegleden was: ‘De boot vertrekt… Nu!!’ roept hij onnodig hard.
Het schalt over het terras.
Nog voor ik deze mededeling heb doorgrond – we zitten aan de ándere kant van het eiland, zo’n 15 kilometer bij de veerhaven vandaan – grijpt Bokbier doortastend naar zijn horloge: ‘Ik heb het nog anderhalve minuut!’ zegt hij beslist.
Nu raakt Appelsap licht geïrriteerd: ‘Ja, nou ja, nu ongeveer… Wat maakt ’t uit?’
Inderdaad. Volkomen met je eens Appelsap. Tijd om op te stappen bovendien. Ik weet niet hoelang ik dit nog volhoud.
We vervolgen onze wandeling.
Ik trek Mieke aan d’r mouw: ‘Mieke… Dát waren nu nerds.’
Een betere illustratie is niet denkbaar.