Neuroot in de Woestijn proloog
3209954536_25a0beb1a5_m.jpg
3236848914_acfb6b6987_m.jpg

Reizigers die Egypte gaan bezoeken wordt het aanbevolen een aantal vaccinaties te halen.
Het is niet persé noodzakelijk, maar voorkomen is beter dan genezen, dus hebben Mieke en ik een afspraak gemaakt bij de GGD. Bij de Bloedbank heb ik al vernomen dat tegen het grootste gevaar dat ons tijdens de reis te wachten staat geen vaccinatie mogelijk is: Djengé, ook bekend onder de angstaanjagende naam Knokkelkoorts. Dat zullen we moeten avonturieren, maar tegen Hepatitis A valt iets te doen. Verder zullen we een DTP-prik toegediend krijgen. In het grafische vakgebied waar ik zijdelings mee te maken heb staat dat voor Desk Top Publishing, en dat beheers ik al. De afkorting blijkt echter deze keer te staan voor Difterie, Tetanus & Polio. Dat is dan weer niet zo mijn tak van sport.
Die DTP-prik ken ik nog van vroeger. Toen ik mijn dienstplicht vervulde heb ik er meermalen eentje in ontvangst mogen nemen.
‘Dat was een rotprik,’ zeg ik tegen Mieke. ‘Die kreeg je op vrijdagmiddag. Aanvankelijk dacht je: Valt wel mee, maar nog voor je weekeind goed en wel begonnen was – in de trein – kreeg je zo’n ontzettend lam gevoel in je bovenarm. Je kon precies zien wanneer de prik zijn werk ging doen: Ik zag al mijn wapenbroeders gelijktijdig met verbaasde gezichten naar hun pijnlijke bovenarmen grijpen. De timing van de prik was perfect. De zeurende pijn hield aan tot zondagavond. Maandagochtend kon je dan geheel klachtenvrij weer hard aan het werk voor de koningin. Dat je hele weekeind een lijdensweg zonder einde was, daar zaten ze bij het ministerie niet mee. Gisse jongens, die van defensie.’
‘Mannen hebben een bijzonder lage pijngrens,’ merkt Mieke wijs op.
Ik reageer niet maar denk: ‘Wacht maar af. Je zult straks wel anders piepen.’
Een jonge vrouwelijke arts wacht ons op en voor ze met het uitdelen van prikken begint licht ze ons nog even voor over onze reis naar Egypte.
Eén van de tips: ‘Oppassen met het speeksel van dieren.’
‘Dus niet zoenen met kamelen,’ flap ik eruit. Ik heb meteen spijt van mijn ondoordachte uitspraak. Ze richt zich op van haar papier en kijkt me doordringend aan:
‘Was u dat van plan dan?’
Ik schrompel in elkaar en mompel: ‘Grapje.’
We zijn hier niet om grapjes te maken, da’s duidelijk.
Dan ontvangen Mieke en ik onze prikken, mogen we een fors bedrag afrekenen en kunnen we gaan. Kom maar op, Egypte!

Na een paar uur vraag ik Mieke hoe het met haar arm is.
Ze voelt niets. Ook bij mij blijft tot mijn verbazing de pijn uit.
‘Jullie waren wel watjes, hoor, jij en je collega’s van de landmacht… Moesten we daar de oorlog mee winnen. Ik heb nérgens last van en jullie lagen het hele weekeind dubbel van de pijn?’ de smalende toon moet u er zelf even bij denken.
‘Nou ja. Déze prik werd gezet door een zacht en zorgzaam meisje. Héél subtiel. Met zo’n lief pleistertje erachteraan. Ze deed er nog nèt geen kusje op. In dienst ging dat wel anders. Ten eerste had ik toen van die hele dunne armpjes, elke naald die ze daar instaken kwam er met een beetje pech aan de andere kant zó weer uit. En dan de manier waaròp ze vaccineerden. Die ene vent, kom hoe heettie ook al weer… Die postbode met die pijltjes…’
‘Barney?’ begrijpt Mieke.
‘Ja, Raymond van Barneveld stond vanaf vijf meter afstand zo’n injectienaald in je arm te mikken. Wanhundertteneettie!’
Maar het pleit heb ik al verloren.
Het vooroordeel is opnieuw bevestigd.
Mannen zijn piepers, en ik span de kroon…

3239727254_d8fa5b09c6.jpg