Neuroot in de Woestijn 003
3209954536_25a0beb1a5.jpg
3265697547_1af4a2c948.jpg
3265697987_bda6341ea1.jpg

Big is beautiful.
Groot is goed, groter is beter!
Formaat maakt altijd indruk, al zeggen de Engelsen: size doesn’t matter.
Ik zag dat enige jaren geleden mooi geïllustreerd in de Amsterdamse dierentuin Artis, bij het diepzeeaquarium. Als ik me goed herinner hebben ze een stuk of acht aparte aquaria, met in elk aquarium weer andere vissoorten. Rechts bij de deur begon het met een visje van tamelijk lullige afmeting. In de tweede bak bevond zich een iets forser exemplaar. In aquarium nummer drie was de vis al op een paar passen afstand te onderscheiden. Het begon ergens op te lijken. In de vierde bak was sprake van een joekel. Een stijgende lijn, zeg maar. Een paar jongetjes hadden het systeem door, sloegen de volgende drie aquaria over en stormden joelend naar de laatste. Daarin hing een monster van een vis. Zwom, zou je normaal gesproken zeggen, maar voor zwemmen had het arme beest nauwelijks ruimte meer. Ook ik was er diep van onder de indruk. Plichtmatig had ik nog wel even naar de steeds groter wordende vissen in bak vijf tot en met zeven gekeken, maar niet meer dan oppervlakkig. Ik wilde, net als de jongetjes, alleen nog maar zien wat voor een kanjer er zich in dat laatste aquarium bevond.
We willen gewoon de grootste zien!
In Gizeh word je dan op je wenken bediend. Veel groter kan volgens mij op aarde niet. Niet als je iets wilt zien dat door mensenhanden gemaakt is. Daarnaast zijn de piramides ook nog eens veel ouder dan welke andere bouwsels ook. Meer dan 4500 jaar oude klompen steen… Wat is dáár nou voor bijzonders aan?
Eerlijk gezegd, ik weet het niet, of beter: ik kan het niet uitleggen. Als kleine jongen zag ik een vakantiefilm, die een collega van mijn vader tijdens zijn reizen naar Griekenland en Egypte geschoten had. Ik zag de piramides bibberig voorbij komen en leende meteen de volgende dag mijn eerste boek over de oude Egyptenaren bij de bibliotheek. Vanzelfsprekend ging mijn eerstvolgende spreekbeurt over archeologie – in feite kostte het instuderen van dat ene woord me meer moeite dan het maken van die hele spreekbeurt. In een mum van tijd had ik me alles over die vreemde oude koningen uit dat verre land eigen gemaakt. Later, als ik groot was, dan zou ik archeoloog worden. Leek me leuk, mijn eigen piramide opgraven of een koppeltje mummies.
Nu die wens niet meer in vervulling lijkt te gaan, omdat ik me besef dat het ontdekken van piramides en mummies maar voor een enkeling is weggelegd, neem ik genoegen met een rondreis van drie weken door Egypte.
Op dag drie sta ik al oog in oog met de grootste piramide op aarde, the Great pyramid of Cheops.
Hij is indrukwekkend. Al een flink eind voor je bij het eigenlijke plateau van Gizeh aankomt torent deze enorme reus boven de stad uit. Ik zag ‘m al vanuit het restaurant waar we vanmiddag de lunch gebruikten en ik kon m’n ogen d’r niet vanaf houden.
138 Meter hoog is-ie, al is het topje eraf. Om de oorspronkelijke hoogte van 146 meter aan te geven staat er een mal ijzeren knutselwerkje bovenop. Van een afstand lijken de zijden van de piramide glad te zijn, hoe dichter je erbij komt hoe duidelijker de opeengestapelde steentjes zichtbaar worden. Glad is de piramide allerminst. Nog weer dichterbij groeien die steentjes uit tot de enorme manshoge blokken waaruit de piramide opgetrokken is. Dan pas dringt tot me door wat een onwijs groot bouwwerk dit is! Ben je helemaal dichtbij de piramide, dan verliest hij zijn karakteristieke euh… piramidevormige vorm. Vanaf de voet omhoog kijkend zie ik alleen maar een enorme muur van stenen. Beeldvullend. Uit oude reisverslagen had ik al vernomen dat veel mensen een gevoel van teleurstelling overvalt als ze té dicht bij de piramide komen. Door zijn enorme omvang lijkt hij, euh… te verdwijnen.
Te groot om te bevatten.
Op één van de hoeken hangt een bord: No climbing. Wie haalt het nou in zijn hoofd om zo’n piramide te gaan beklìmmen? Toegegeven, het ding heeft iets weg van een enorme trap, maar je moet wel behoorlijk van het padje gelopen zijn om in dit klimaat zo’n klim te ondernemen. Toch was – volgens mijn reisgidsje – in een grijs verleden een bezoek aan de grote piramide niet compleet zonder een beklimming. Het hoefde niet geheel zonder hulp. Er stonden voor toeristen groepjes bedoeïenen klaar. Twee van hen trokken je aan je armen tegen de stenen op, desgewenst kon een derde je, zonder extra kosten, van achteren opduwen. Aan de top schijnt er door sportieve toeristen de nodige graffiti achtergelaten te zijn. Eén van de bezoekers die de top haalde kraste zijn testament in een steen en sprong een akelige dood tegemoet. Out with a bang! Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw is het beklimmen van de piramides verboden.

In de grote piramide valt – weet ik – eigenlijk niets te zien. Het idee om voetje voor voetje in een lange rij door het inwendige van een verstikkend hete klomp steen te schuifelen trekt me niet erg aan. Maar ja, stiekem wil ik er eigenlijk toch in, vreemd genoeg. Met enige moeite weersta ik de verleiding een kaartje te kopen. Ik bèn al in een piramide geweest, vanmorgen in Sakkara. Na de trappiramide van Djoser bezochten we de ineengestorte piramide van Teti. Het is één van de weinige piramides waar binnenin inscripties te vinden zijn. Na een benauwde afdaling door een bedompte gang bevond ik me in een kale grafruimte van zo’n twee bij drie meter. Nadat ik er een tijdje op mijn gemakje de hiërogliefen had staan bekijken werd ik er met veel handgeklap door een suppoost weer uitgejaagd. Ik keek véél te lang naar zijn smaak. Er waren nog meer gegadigden… Egypte is erg toeristisch en het zou hypocriet zijn me daarover op te winden. Zelf ben ik tenslotte ook gewoon een toerist.
Hier op het plateau van Gizeh is het veel drukker dan in Sakkara en in de piramides zal door het enorme aantal toeristen nog veel minder tijd zijn om rustig rond te kijken…
We lopen om de grote piramide, vergapen ons en proberen het reusachtige ding fatsoenlijk op de foto te krijgen.
Na een tijdje bezoeken we de tweede piramide van het plateau, die van Chefren. Bij deze piramide is nog een stuk van de oorspronkelijke pleisterlaag te zien. Met zijn 136 meter, er is zo’n 7 meter afgesleten door erosie, scheelt het niet veel of Chefren had de prestatie van zijn vader Cheops geëvenaard. Nu zal zijn piramide voor altijd de nummer twee blijven…
We lopen er voorbij en krijgen de loser van het stel in het oog; de piramide van Mycerinus. De achterkleinzoon van Cheops. Zijn piramide is de derde, de ‘kleine’.
Rond de Grote- en de tweede piramide sterft het werkelijk van de mensen. Niet alleen toeristen, maar ook veel Egyptenaren die de bezoekers allerlei prullaria proberen aan te smeren. Pennen met Toetanchamon d’r op, beeldjes van Bastet, de kattengod, T-shirts, petjes, sjaals, een ritje op een dromedaris, noem maar op. Ze gebruiken allerlei Europese en dus ook Nederlandse woordjes om hun verkoop kracht bij te zetten. Hun ‘gizehllig’ vind ik gezien de locatie het meest toepasselijk… Onze gids waarschuwt ons voor wat hij de ‘maffia’ noemt. Ze drukken je iets in de handen met de woorden: ‘It’s a gift for you, from me. Free!’ Als je het aanpakt en vervolgens niet betaald maken ze stampei.
Mijn ‘No thank you!’ en mijn blik houdt ze redelijk op afstand, maar Mieke heeft er meer moeite mee. Toch lukt het ons om vrij van goedkope souvenirs en met ons reisbudget intact de tweede piramide voorbij te komen. Op weg naar de derde, de ‘kleine’ die met z’n 61 meter toch behoorlijk indrukwekkend is. Hoe groot ‘de kleine’ in feite nog is blijkt als het ding maar niet dichterbij wil komen. Ook Malek Abd al-Aziz Othman ben Yusuf, die in de 12e eeuw sultan in Cairo was, onderschatte de piramide van Mycerinus. De piramide was in zijn ogen een heidens monument en hij gaf opdracht ’m af te breken. Na acht maanden hard werken had hij niet meer bereikt dan de spreekwoordelijke deuk in een pakje boter. Er was een weinig indrukwekkende verticale bres geslagen in de façade van de piramide. Niet alleen duurde de klus te lang – hij was van plan alle drie de piramides af te breken – ook was het werk te zwaar en te gevaarlijk. Het kostte zijn mannen een halve tot een hele dag om één steen los te wrikken. Wanneer de stenen vervolgens van de piramide naar beneden gegooid werden verdwenen ze zó ver in het zand dat het uitgraven ervan ook weer een paar uur duurde. Malek moest bekennen dat de heidenen hem de baas waren en gaf op.

We zijn de kleine tot op een paar honderd meter genaderd als we om moeten keren. Het nadeel van een groepsreis: onze tijd is op, de anderen wachten op ons. De bus vertrekt zo weer naar beneden waar we de Sfinx met een bezoekje gaan vereren.
Terwijl we aan de terugweg beginnen kijk ik nog eens achterom. De kleine piramide ligt er eenzaam bij. Niets ‘gizehlig’!’ Er is geen mens te zien. Géén toeristen. Géén verkopers. Géén prullaria. Bij de ingang zie ik één man rondscharrelen. Hij wandelt op zijn gemak de piramide in. Deze piramide hoeft niet voetje voor voetje betreden te worden. Hier kun je in je eentje op avontuur uit gaan. Hier kun je rustig rondkijken zonder lastig gevallen te worden. Hier kun je helemaal alléén zijn met de piramide. Maar dan moet je wel sterk in je schoenen staan en je niet laten verblinden door de pracht en het formaat van z’n twee grote broers.
Ik kijk nog één keer achterom en breng een nederige groet aan Mycerinus’ piramide.
Een volgende keer zal ik me niet laten overweldigen door de piramides van Cheops en Chefren. Dan loop ik linea recta naar de kleine…
Ik beloof het plechtig.
Tot ziens, ouwe reus…