In slaap gekust door maanlicht
rustend voor zijn toekomst
onbewust hoe magie gonst
in een bruin bobbelbuikje,
achter ‘n fluweelgezicht
Nooit geloken glasglimogen
een stofgrijns vol geheimen
tekenfilmronde lijnen
van wilde speelgedachten
bij dag zonder vermogen
ik kan verkillen, sist de wind
een boom kraakt ik kan grijpen
de nachtgeest dreigt met slijpen
van haar vlijmendste kwa’droom,
fel duister getint
daar staat de waker al paraat
met beresterke poten
zijn klauwen rijten kelen open
zijn kaken happen scheuren,
krijsend vlucht het Kwaad
Kinderadem fladderstokt
lange wimpers trillen
behangschaduwen verstillen
verliezer andermaal; de nacht
zij mokt
Zuchtend en slaapwazig
tast jochie naar zijn teddy
wisselslissend vraagt hij: ‘eddy
heb jij ook zo gek gedroomd?
Teddy glimlacht glazig
Willem van Deursen