Lizzie's Verhaal 60

Eenmaal thuis liep ik woedend rond. Het ging me helemaal niet om Hermans. Als ik daar achteraan zou gaan zou ik hem ontmaskeren als iemand die de wet ontdook. Het zou een prachtig stuk in de krant opleveren. Daniel zou tevreden zijn. Ik had mezelf weer bewezen. Maar het ging me om Lies. Die had de boel beduveld. Háár wilde ik spreken en voor de bek slaan. Mijn kwaadheid ventileren. Haar smoezen aanhoren. Haar duidelijk maken dat de maandelijkse bijdrage voorbij was. Haar opnieuw achter de vodden zitten en aan het werk zetten. Want ze bleef nog steeds een klein beetje mijn zus.
Dus deed ik halfslachtige pogingen Hermans te achterhalen. Dat bleek niet eenvoudig. Hij stond om te beginnen niet in het telefoonboek. Internet leverde ook absoluut niets op. Ik zou alleen maar achter zijn adres komen als ik Lies trof. Die kon me meer vertellen over die man. En dan moesten er bewijzen komen. Misschien dat Lies die kon leveren. Misschien lag het allemaal anders. Maar dat interesseerde me niet. Lies had me bedrogen. Maandelijks mijn geld geïncasseerd. Er moest iets recht worden gezet. Dus fietste ik ’s avonds weer naar de flat van Lies. Ik zette mijn fiets met een ketting aan een boom en vroeg me af wat er nog aan en op zou zitten als ik terugkwam. Maar ik moest Lies zien. Toen ik de galerij op kwam zag ik al dat er licht scheen achter het keukenraam. Ze was er!

Wordt vervolgd

Cor Snijders