H1N1

De Haan, 17 Juli 2008, 8u22 in de ochtend. Het nieuws verspreidde zich snel, radio en televisiekanalen zwegen er niet over. Terwijl ik die morgen mijn tanden poetste hoorde ik het nieuws via de radio voor de eerste maal. Over heel de kust waren miljoenen vissen aangespoeld, groot, klein, haaien en andere zeedieren. Ik droogde mijn mond af en kleedde me aan.

Ik moet eerlijk bekennen dat ik, als dierenliefhebber in alle staten was toen ik dat vreselijke nieuws hoorde. Ik sloeg het ontbijt over en fietste naar het strand. Je moet weten dat ik slechts op vijf minuten woon van het goudgele strand. En omdat ik gisteren met Lou, mijn labrador, nog een wandeling langs de duinen had gemaakt kon dit alles slechts op één nacht gebeurd zijn.

Aangekomen zag ik de zwaailichten van de brandweer, het strand was druk belopen met mensen, al dan niet in brandweerkostuum, die naar de ramp kwamen kijken. Voor zover mijn oog kon reiken lag heel de kustlijn bezaaid met dode vissen. Het was markant om mee te maken. Ik wandelde een eindje richting Bredene en zag tot mijn grote spijt de verwoestende ravage. Een grote potvis lag bovenop een veel kleinere haai. Wat is er toch gebeurd in die ene nacht.

Ik liep naar een brandweerman die geknield zat bij een nog levende zeehond. ‘Wat is er aan de hand?’, vroeg ik hem veel sneller sprekend dan bedoeld. Hij stond op en keek me strak aan. ‘Wat er aan de hand is?’ herhaalde hij mijn zin. ‘De uitbraak van het H1N1’. Ik keek hem nog steeds vragend aan. Zijn gezicht werd streng. Experimenten zijn verkeerd afgelopen. Er zijn een aantal proefdieren ontsnapt. Blijkbaar is het zeewater nu ook gecontamineerd. De brandweerman sprak erg verward en onduidelijk. Tot hij zich opeens herpakte.

‘Kijk meisje, neem ieder dat je lief is mee naar huis, koop voldoende proviand en kom vooral je huis niet meer uit. ‘Waarom, en wat is het H1N1?’, vroeg ik nu toch wel angstig. ‘H1N1 is vaccin dat toevallig ontdekt is bij geneeskundige onderzoeken naar een behandeling voor de Mexicaanse griep’. ‘Wat onderzoekers niet wisten is dat het H1N1 vaccin na verloop van tijd het immuunsysteem van zijn gast laat muteren’. Toen werd het gezicht van de brandweerman bleek. Ik volgde zijn blik naar wat hem deed verstarren en zag militaire patrouilles met mondmaskers aan. Ze verzamelden de mensen dat aanwezig waren op het strand, namen iedereen mee in grote wagens.

‘Vlucht’ zei de brandweerman. ‘Loop snel langs de duinen huiswaarts en onthoud wat ik je zonet heb verteld’. ‘Het vaccin is gemuteerd en zal de alles ziek maken’. Toen liep hij jammerend weg richting Bredene.

Ik liep langs de duinen snel naar huis. Mijn fiets liet ik noodgedwongen achter. Thuisgekomen nam ik al het geld dat ik kon vinden en liep naar de kruidenierszaak op de hoek van de straat. Op datzelfde ogenblik zag ik een man strompelen langs de gevels van huizen. Zijn gezicht was krijtwit en ik hoorde hem kwalijk luid ademen. Ik stapte snel door richting winkel. Toen zag de man me plotseling. ‘help mij’, hijgde de man. Dit was één van de hardste dingen dat ik in mijn leven ooit heb moeten doen, maar ik negeerde hem, met in gedachten de woorden van de brandweerman. “Het vaccin is gemuteerd”.

Ik stapte de winkel binnen en zag tot mijn grote ontsteltenis dat alle rekken door elkaar lagen op de grond. Alles was overhoopgehaald en de vriendelijke winkelbediende was nergens te bespeuren. Ik nam mee wat ik kon dragen in twee grote zakken, legde geld op de toonbank en liep naar buiten. De man die daarnet hulp vroeg lag op de grond. Zijn lichaam schokte zwaar op en neer, precies alsof hij stuipen kreeg. Zijn huid was van wit naar bloedrood veranderd en zijn ogen traanden grote bloedstrepen. Ik liep snel door en hoorde hem nog gorgelen. Die man was duidelijk aan het stikken…

Eens thuisgekomen vergrendelde ik de poort van mijn huis. Lou was nog buiten in de achtertuin, ik riep haar binnen. Ik sloot alle deuren en liet de rolluiken zakken. Lou begon luid te blaffen. Ik knielde neer tot bij haar en wreef zacht over haar oren. Ze genoot daarvan en liet zich spontaan zakken tot ze neerlag. ‘Het zal een lange tijd enkel maar ons tweetjes zijn Lou’, fluisterde ik zacht. ‘Maar ik probeer onszelf te beschermen’.

In de dagen dat daar op volgden hoorde ik de meest uiteenlopende dingen. Het geloei van sirenes, het wenen en roepen van mensen. Het gesmeek van kinderen. Ik kon niemand binnen laten. Wie was besmet? Wie niet? Ik werd gek, niet van de eenzaamheid, maar van het gejammer dat niet ophield.

De Haan, 17 Januari 2009. Ik weet geen uren meer. Wanneer ik door de spleetjes van een raam tuur, zie of hoor in de buitenwereld niets. Geen vogeltjes die nog tjilpen, geen hond meer die blaft, niets. Er is een grote leegte en een onuitstaanbare stilte in de wereld rondom ons. De voorraden raken nu stilaan uitgeput. Televisie en radio hebben al een eeuwigheid geen nieuws meer uitgezonden, ze hebben al een eeuwigheid niets meer uitgezonden…alles blijft angstaanjagend stil…

De Haan, de datum is mij ontglipt. Ik heb het warm en koud maar ben vooral moe. Gisteren is mijn Louke gestorven, ik had haar de laatste restjes eten toegeschoven, maar ze weigerde die op te eten. Zelf heb ik niets meer te eten en het kraantjeswater smaakt vreemd.. Ranzig water, een drukkende, stilte…en enkel nog te echo van mijn eigen stem…

Nathalie Vilain.