Geweld-ig

(dit is een variant van eerder verschenen delen met voetnoten)

De kleine mens is ontstaan uit de moeder en de vader. Eerst verbonden met de moeder en bij geboorte wordt het ontvangen door de wereld. In het begin is het alleen zintuiglijk gericht, alleen via de zintuigen wordt de wereld waargenomen. Eerst middels de primaire zintuigen wordt contact gemaakt met de objecten buiten. De objecten maken via de zintuigen een indruk op het subject maar nog als buiten zich.


Waar het hier over gaat is dat de objecten een 'zintuiglijke indruk' (via de zintuigen) maken op het subject, dus objecten buiten het subject worden bijv. gezien, gehoord, geroken. We weten nog niet wat de indruk in het subject is (in het begin is de veronderstelling dat de kleine mens nog niet denkt, in die zin dat er nog geen denkconcepten zijn). Het kind ziet al een bal, maar weet niet dat het bal heet, en heeft nog geen concept dat hoort bij bal; hij ziet alleen een rond ding, met bepaalde kenmerken. Het gaat er hier om dat het subject niet door heeft dat er waargenomen wordt, het gebeurt gewoon.


Maar dit gebeurt altijd in relatie tot de andere mens, die in eerste instantie ook een object is.
Het is al een relationeel wezen maar dan alleen nog tot objecten buiten zich.
De kleine mens ontdekt verschillen tussen de ander en zich, en noemt zich dan bij de eigennaam. In deze reflectie en in de relatie met de ander, ontdekt het zichzelf, het eigen “Ik”.


“Ik ben het”; meestal bij een kind van ongeveer 3 a 4 jaar. Het kind wijst zichzelf letterlijk aan en noemt zichzelf “ik” (als onderscheidend van anderen, jij, vader, moeder).


Ikzelf wordt zich bewust van de ander, en het eigen wordt zich door reflectie tegelijkertijd bewust van zichzelf. Het bewustzijn heeft zich ontwikkelt tot een zelfbewustzijn, in de meest eenvoudige vorm. Het zelfbewustzijn is zichzelf nu alleen bewust dat het subject nu ook object is geworden.

Het zelfbewustzijn ontwikkelt het denken verder, alleen gericht op de objecten buiten zichzelf en op zichzelf als object. Door de ontwikkeling van het kleine mens tot de jonge mens, vormt zich in het denken abstractie. In de relatie ontstaat het denken, in relationaliteit ontstaat rationaliteit!


De relatie begint eenvoudig, verzorgend door de ouders. Streling en aanraking van de ouder is essentieel voor de groei. Een vroegere koning heeft uitgeprobeerd of baby’s konden groeien door ze alleen te voeden.Het bleek dat baby’s na een aantal weken stierven. Als er geen streling en aandacht gegeven worden, dan volgt uiteindelijk de dood er op.


De jonge mens verbeeldt abstracties van de wereld, zo ontstaan er vormen, typen, soorten, eigenschappen van objecten. Hij denkt zichzelf los van zichzelf, abstraheert zichzelf, los van zichzelf in de wereld. Hij heeft een beeld van zichzelf, naast het beeld in de wereld. En hierdoor ontdekt hij dat andere zelfbewustzijnen ook abstracties zijn van de objecten zelf, en ziet eigenschappen van anderen die hijzelf ook heeft, en ziet verschillen.


In de meest eenvoudige vorm ontdekt het kind verschillen tussen jongens en meisjes, tussen vader en moeder en zichzelf, eerst alleen door het uiterlijk, door de vorm. Jongen bij de jongens, meisje bij de meisjes. Hond en kat bij de dieren.
Rond de leeftijd van 12 a 13 jaar ontstaat abstractie, daarom heeft het geen zin om bijv. abstracte wiskunde op de basisschool te leren


Het zelfbewustzijn van de jonge mens ontdekt dat andere zelfbewustzijnen afwijken van zichzelf, maar anderen ook op zichzelf gelijken. Hierdoor vormt zich gelijkenis en tegenstelling in het denken. Door verbondenheid worden de gelijken als verheven gezien, de tegengestelden als onderdrukt. De heren staan boven de knechten, de knechten buigen. Overheersing ontstaat. De Heer-knecht-schap-verhouding is ontstaan!

De heren overheersen. Ze bakenen hun eigen gebied af en laten vlagen achter voor hun soortgenoten. De staat is ontstaan!
De overheersers onderdrukken de knechten. Daartoe gebruiken ze geweld, om te blijven overheersen.

Geweld is ontstaan! Geweldig!

.