zomerkind
gekleed in bontvellen en ijskorst
noordwind
plukwind
rukwind
vlakbij het veraf tinkelt een shangrila
door de lens van bevroren oogvocht krinkelt
een fata morgana tot matglazen sculpturen
met verblauwde godenhanden
uit koud vuur gesneden
op de vlakte naar ergens nergens offers
om de elementalen tot vuur te bewegen
een kille tong likt aan kloven, zo
koud
zal het zijn
in de prismatische hal
van de koning der doden
en hoog boven je
meedogenloos tevreden
zweven witte vlerken op de geeuw van de thermiek
spottend met de lijnen die jij broos en herinneringsloos
graveert in de sneeuw, ze beklagen je
met flarden orrrakel
cirrr
kels
cirkkk
els
jij die alles weet
over berenvallen wolfsklemmen wist jij
dat een been altijd langer is
of korter dan
het andere
begrijp je dat de winterklem
het vlees van de jager zacht bijt
verdwaasd hurk je
naast de dubbellijn
van uithollingen
een balvoet, sporend
met een hiel
vers wit
stuift het vlak
de bijl van het besef
beneemt de adem meer
dan de zeis van de storm
hemel en aarde tuimelen blank
over leeg over lijnen zonder
begin zonder
einde zonder
ommekeer
de terugkeer
een absoluut nulpunt
vlij je neer
zomerkind
sneeuw is warm
©revisie2009dedeurs