2

En dan gooide ze ons buiten. Haar geest, haar innige bekoorlijkheid hing om ons heen. Ze had haar toekomst verbruikt

Schrijven is communiceren. Veel hangt van de lezer af. De pen maakt deel uit van de kern van mijn bestaan. U leest zichzelf en mij. Mijn personages kijken hetzij verliefd, hetzij triest of kwaad naar de wereld. Ze hebben geen naam. Ze zijn mij. Ze herbeleven momenten uit mijn eigen leven.
Eens een schrijfsel geschreven is, kan het alleen nog gelezen worden. Soms is er geen continuïteit, gebeuren dingen zomaar, een voor een met een eigen bestaan, met een begin en een einde. Ergens in de toekomst staan we op de drempel van het onbekende, het einde. Elk moment nu is verbruikte toekomst.
Iemand vertelde over vastberaden geloof dat onze menselijkheid in een wereld bestaat bij gratie van zichzelf, dat er maar één realiteit is, de realiteit, zichzelf verklarend, het alles verslindend beest dat met niemand rekening houd.
Ik geloof er niks van. We nemen de wereld niet waar zoals hij is. De wereld is zoals we hem waarnemen. We nemen de waarheid niet waar zoals zij is maar houden ze zoals we ze waarnemen voor waar.
Toch is er een grensoverschrijdend verschil tussen droom en werkelijkheid waarin we als toeschouwers onszelf en anderen trachten te begrijpen.
Levenden in het leven dat voortdurend reïncarneert in ruimte en tijd, met de kracht om naar de zon te reiken, gevoed met het licht vanuit de ruimte, de hemel.
Ik heb geprobeerd om niet over de dingen maar over de manier waarop ik de dingen ken te schrijven.
Op dertig april tweeduizend-en- zes keek ik naar de uitbundigheid van mijn hond, zag ik hoe ze zich wentelde in de aarde. Vanonder mijn paraplu schreef ik wat ik zag in gedachten. Daarna schreef ik het op een blad papier, de regendruppels ontwijkend. Als zilveren parels lagen ze verspreid op dit blad waar de inkt verwatert als mijn pen hen raakt.
Hier begint het verhaal dat fragmenten bij elkaar moet brengen.